woensdag 7 maart 2012

‘Privacy is een doodgeboren paard’ (NRC Next, 7 maart 2012)


De nieuwe iPad is vandaag aangekondigd en ik besluit te berichten over privacy. Het zijn onvoorstelbare getallen waar Apple ons mee overdonderd: 315 miljoen IOS-apparaten verkocht, waarvan 65 miljoen in het laatste kwartaal van 2011 (Webwereld.nl). Daarbij komt dat er meer dan 585.000 apps in de appstore staan waarvan 200.000 voor de iPad.

Onvoorstelbaar? Ga even zitten!

Er zijn meer dan 25 miljard apps gedownload! Dat is gemiddeld 80 apps per iPhone of iPad!

Ik wil dan toch wijzen op een rapport van ENISA waarin meer dan 65 risico’s in het ecosysteem van de Appstore en Android market zijn geïdentificeerd.  Als organisatie heb je geen controle meer over de aanschaf of ontwikkeling van veilige software. Dat ligt in handen van potentieel 585.000 individuele app-ontwikkelaars, Apple, Google en RIM (BlackBerry). Hoezo, privacy met zoveel iPads, apps en risico’s?  

En dat heb je binnen de muren van je organisatie toegelaten. Erger nog, ook buiten de muren van je organisatie, waar medewerkers onder het genot van een kopje Starbucks koffie vertrouwelijke klant- of patiëntgegevens zitten te verwerken.

Wat moet je dan met de titel van deze blogpost: ‘Privacy is een doodgeboren paard’?

Het artikel gaat in op de geschiedenis van privacy en stelt dat ‘privacy al 200 jaar wordt bedreigd met uitsterven. En zo hoort het!’

Vandaag is ook de dag van de Big Brother Awards, voor ‘de grofste privacyschenders van het jaar’. Hierin neemt de overheid een groot deel van de genomineerde instanties voor haar rekening. Daarbij komt dat de Europese Unie recent nog met wetsvoorstellen is gekomen voor strengere online privacybescherming. Kortom, het is een onderwerp dat aandacht verdient en ook krijgt.

Privacy is volgens de auteur van het artikel (Lynn Berger) een bedreigde diersoort. De aandacht voor een bedreidge diersoort ontstaat als de bedreiging reëel is. Anders is het de aandacht niet waard. Het speelt geen enkele rol als we onze dagelijkse bezigheden op sociale media neerzetten. Maar als Google op 1 maart de privacyvoorwaarden van al haar individuele producten stroomlijnt stromen de media weer vol met tips, trucs en waarschuwingen.

Privacy is natuurlijk niet een technologie-gebonden issue! Het fotograferen van straten door Google wordt in ieder land anders beleefd. Topless zonnen is in Nederland ook aanvaard, terwijl het in Amerika ondenkbaar is. Daarentegen spreken Amerikanen honderduit over hun salaris en zijn de kaken daarover in Nederland stijf op elkaar gesloten.

Voor de oude Grieken was duidelijk dat deelname aan debat een beter mens van je maakte. Je moest wel deelnemen aan het openbare leven, waardoor je privacy onder druk kwam te staan. Ronddwalen in je eentje kon in de Middeleeuwen een teken van krankzinnigheid zijn.

In de achttiende eeuw is de mens begonnen met het opnieuw erkennen van privacy. Denk aan aparte kamers in de architectuur en stemhokjes. Sindsdien hebben zowel groepen en geloofsgemeenschappen in de samenleving, als koningshuizen zich beklaagd over gebrek aan privacy. Het ‘interview’ werd in Europa gezien als een inbreuk op de privacy, terwijl het ontstond in Amerika waar de hang naar details over het privéleven toenam.

Privacy is altijd ‘tegen’ iets: staatsinvloed of –inmenging, sociale bemoeienis, journalistieke nieuwsgierigheid. Het balanceert op de rand van de steeds veranderende samenleving. Iedere schending van privacy is een ‘ijkmoment’. Privacy gaat over de grens tussen publiek en privé.

OK, mooi dat historisch besef! Maar hoe moet je daar nou mee omgaan?

Je moet er niet voor weglopen. Door de grens op te zoeken, het positief te benaderen en het debat erover te voeren is het voor zowel voor- als tegenstanders duidelijk waar de grens ligt. Het is een discussie binnen jouw organisatie, waar alle controle over aanschaf of ontwikkeling van veilige software weg is gevallen. Dat geldt ook voor de beheersbaarheid van veilige omgang met vertrouwelijke informatie door je collega’s. Zij werken buiten de deur op eigen apparatuur en leggen contact via een, door henzelf gekozen, provider.

Kortom, je zult als CEO, CIO of Security Officer een weg moeten vinden om verloren terrein goed te maken. Volgens mij is het meer dan gerechtvaardigd om de discussie aan te gaan over het monitoren van gebruikersgedrag, lees ‘de veilige omgang met vertrouwelijke informatie buiten de grenzen van de organisatie’. Het historisch besef van privacy, waar het geciteerde artikel een mooie beschrijving van geeft, helpt je bij het aangaan van die discussie.

Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft trouwens een goede richtlijn opgesteld voor het monitoren van gebruikersgedrag (internet/email): ‘Goed werken in netwerken’. Daarin staan goede vuistregels. 


Monitoren van gebruikersgedrag is een essentiële component van de beveiliging binnen de organisatie. Dit heb ik ook in de vorige blog post 'Security en Het Nieuwe Werken' aangegeven. 

Lynn Berger is auteur voor o.a. NRC Next. Zij werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van privacy aan de Colombia University in New York. Ikzelf werk al meer dan 20 jaar op het snijvlak van organisatie en IT. Daarvan richt ik me de laatste 12 jaar op security.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten